Wat lijkt ze op jou.
Ik hoor het zo vaak, en als is eerlijk
ben dan erger ik mij er best wel aan.
Ze lijkt namelijk niet op mij uiterlijk
gezien dan.
Als je goed kijkt, voorbij haar licht
getinte huid, bruine ogen en bruine haren met blonde strepen erdoor,
dan zie je dat haar gezicht niet op het mijne lijkt.
Haar ogen zijn groter, staan bredere
uit elkaar, en zijn lichter bruin dan die van mij.
Haar neus is kleiner, niet zo haaks als
die van mij.
Haar mond is breder en beter gevormd
dan die van mij.
Kortom ze is knapper dan ik, ze lijkt
op de zus van manlief, en dat vind ik niet erg dat is namelijke een
hele mooie vrouw.
Eigenlijk wil ik ook dat ze qua
innerlijkheid niet op mij lijkt, dat ze niet mijn manco's gaat
vertonen bedoel ik dan.
Toen ik de diagnose bipolaire stoornis
kreeg vroeg men mij of het in de familie voorkwam.
Nee, zei ik, niet dat ik weet.
Inmiddels weet ik dat het wel degelijk
een familie kwaal is, en dat mijn dochter er dus ook last van kan
krijgen.
Ik voelde mij lange tijd schuldig.
Had ik het maar eerder geweten, dan was
ik waarschijnlijk nooit aan kinderen begonnen.
Wat als zij het krijgt.
Ze is alleen heeft geen broertjes of
zusjes, en nauwelijks familie waar ze op terug kan vallen als wij er
niet meer zijn.
Ze is dan overgeleverd aan de goden.
Nou ja goden dat kan ik de GGZ niet
echt noemen.
Onbewust hield ik haar karaktertrekken
in de gaten.
Ze kan net zo opvliegerig reageren als
ik.
O nee!
Ze kan soms wel erg overdreven vrolijk
reageren.
O nee!
Het is erfelijk zie je wel ze krijgt
het ook, zei een klein stemmetje in mijn hoofd vooral in de begin
jaren na de diagnose.
Het heeft jaren geduurd maar naarmate
ik beter met de aandoening leerde omgaan naarmate ik ook de positieve
kanten van de erfelijkheid zie die je door geeft aan je kind.
Afgelopen zaterdag stond ik langs de
lijn mijn dochter aan te moedigen tijdens de wedstrijd.
Kindje poeiert tot twee keer toe de bal
hard in de cirkel van de tegenstander precies in de stick van haar
medespeler, plop, doelpunt.
Ze is een geboren aanvallende
verdediger, wil ook nergens anders staan dan in de verdediging en
komt graag op om een goede voorzet te geven.
Ik herken mijzelf in haar spel ze speel
precies op de zelfde manier als ik, kan goed een balletje afpakken en
geeft snoei harde ballen naar voren precies in de stick, zoals wij
dat bij hockey noemen.
Als ik op zondag op precies de zelfde
manier een voorzet voor een doelpunt geef, denk ik aan mijn dochter,
geweldig hoe ze op mij lijkt dit stukje erfelijkheid omarm ik met
liefde.
Op maandag wordt er een pakketje
bezorgt voor haar.
Ze heeft een tekenwedstrijd gewonnen!
Ik kan ook goed tekenen, mocht naar de
kunstacademie maar koos voor een meer praktisch beroep, de
verpleging, om uiteindelijk via een omweg toch een creatief beroep te
kiezen, het ontwerpen van keukens.
De angst voor erfelijkheid van de
ziekte is overigens nog wel altijd sluimerend aanwezig, en een van de
redenen dat ik mee doe aan onderzoeken die misschien in de toekomst
vruchten voor haar gaan afwerpen, gewoon voor het geval dat als zij
dit stukje erfelijkheid van mij heeft meegekregen, dat zij niet
autodidactisch er mee om hoeft te leren gaan maar dat er meer hulp is
dan alleen de mensen doen geloven dat pillen het voor ze gaan doen.
Al denk ik dat als ze het
autodidactisch deel van mijn karakter ook heeft geërfd, ik mij
nergens zorgen om hoef te maken.